Hoge geluidsbelasting toelaatbaar, mits goed onderbouwd
Bekijk het overzichtIn de milieuvergunning van een bedrijf voor onder andere de op- en overslag van metalen zijn grenswaarden opgenomen voor het geluidsniveau ter plaatse van een kantoorgebouw en een niet in gebruik zijnde bedrijfswoning. Hoewel de inrichting de geluidsreducerende maatregelen treft die redelijkerwijs gevergd kunnen worden, zijn de vergunde niveaus (veel) hoger dan de waarden die door de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening worden geadviseerd bij woningen.
Geluidsbelasting op het kantoor
Op het kantoor wordt een gemiddeld geluidsniveau van 67 dB(A) toegestaan en een maximaal geluidsniveau van 85 dB(A). De waarde voor het maximale geluidsniveau is 15 dB hoger dan de gebruikelijke grenswaarde.
Personen in een kantoor hebben recht op bescherming tegen onacceptabele geluidhinder, maar genieten een lager beschermingsniveau dan in woningen. Omdat in het kantoorgebouw de werkzaamheden binnen plaatsvinden, is bij de beoordeling of er sprake is van een acceptabele situatie het binnengeluidniveau doorslaggevend geweest.
Bij de beoordeling van het gemiddelde geluidsniveau is aansluiting gezocht bij het Bouwbesluit. Volgens het Bouwbesluit geldt een toelaatbaar binnenniveau van 40 dB(A). Bij de beoordeling van het maximale geluidsniveau is aansluiting gezocht bij het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). In tabel 2.17c van het Activiteitenbesluit wordt voor het binnenniveau een maximaal geluidniveau van 55 dB(A) genoemd. Omdat het hier gaat om een kantoor, en niet om een geluidgevoelige bestemming, acht het college een waarde van 60 dB(A) aanvaardbaar. Er zijn geluidsmetingen verricht en daaruit blijkt dat het gemiddeld en maximale geluidsniveau in het kantoorpand voldoet aan deze grenswaarden. Nu het binnenniveau in het kantoor acceptabel is, geeft het geluidsvoorschrift voldoende bescherming aan het kantoor.
Geluidsbelasting op de bedrijfswoning
Bij de vergunningverlening is een bedrijfswoning als een bedrijfspand aangemerkt, omdat geconstateerd is dat het pand op het moment van vergunningverlening feitelijk niet werd bewoond. Het pand heeft echter de planologische bestemming “bedrijfswoning”. Verder blijkt dat ten tijde van de vergunningverlening het gebouw wel werd verhuurd als bedrijfswoning en dat een deel van het gebouw was ingericht als woning. Terwijl voor de hoge geluidsbelasting op het kantoor een gedegen onderbouwing is opgesteld, wordt voor deze bedrijfswoning volstaan met een (visuele?) constatering. De constatering dat het pand niet feitelijk werd bewoond is voor de Raad van State onvoldoende om de hoge geluidsbelasting toe te staan.
(LJN: BQ7920, Raad van State , 201005026/1/M1, 15 juni 2011)