Mensen zijn geen dB-meters

Bekijk het overzicht

Onderzoek heeft aangetoond dat beneden een geluidsniveau van 60 dB(A) tot 70 dB(A) niet de luidheid van het geluid het grootste probleem is, maar de hoorbaarheid en herkenbaarheid van sommige bronnen. Mensen klagen zelden over het geluid van wind, regen of vogels. Maar het geluid van een mug, ruziënde buren, crossende motoren, schreeuwende kinderen en zoevende windmolens leidt wel tot klachten; ook als het geluidsniveau van deze bronnen ruim binnen de wettelijke normen valt.

Hoewel geluidsoverlast dodelijk kan zijn, is de huidige wetgeving ter voorkoming van geluidhinder geen garantie tegen geluidsoverlast. Daarom onderzoeken Tjeerd Andringa en Jolie Lanser, onderzoekers aan de Rijksuniversiteit Groningen, door middel van een online-enquête wat wel en wat niet wordt ervaren als geluidsoverlast en waarom. Iedereen die in het dagelijks leven gehinderd wordt door geluid, kan deelnemen aan het onderzoek.

Volgens de onderzoekers is het hoog tijd om aan nieuw beleid te gaan werken. Geluid moet niet langer uitsluitend gezien worden als een potentiële bron van overlast. Het kan ook gezien worden als een hulpmiddel voor het creëren van plezierige geluidsomgevingen. ‘Nu is de decibel het enige criterium. De overige kwaliteiten van het geluid zijn in het geheel niet van belang. We moeten toe naar het creëren van gebieden waarin bepaalde waarden centraal staan. In een natuurgebied hoort geen herrie, maar in een industriegebied mag het wel. Trouwens, soms kun je een vervelend geluid minder hinderlijk maken door extra geluid toe te voegen. Dat geeft meer decibellen, maar minder hinder en dus meer welzijn.’